40%
COLUMN
Vincent Bijlo, suppoost, 22 maart 2014
Het zit in de kleine dingen, altijd in de kleine dingen. Dat we hier staan en dat we praten, praten over geluk, als we dat kunnen, zijn we dan ongelukkig?
De kleine dingen, iedereen zegt het vandaag, dat je een merel hoort zingen, of dat de zon opeens in je kamer schijnt, en dat het licht zo valt als je het nog nooit zag vallen terwijl je de zon al honderden keren in de kamer hebt zien schijnen.
Gezondheid, dat ook natuurlijk, dat je een goede gezondheid hebt.. Of is dat nou juist weer vreselijk saai? Dat alles het altijd maar blijft doen?
“Nee,” zegt de oude mevrouw met de stok, “Nee, bij mij doet het het niet meer. Ik zie nog maar 40%, daar heb ik het echt heel moeilijk mee.”
“Ach,” zeg ik, “40%, waar praat je over, ik zie 0, 0,000000.”
Haar man stoot me aan, hij lacht. Een beetje tegengas, dat is ook geluk. Zij verheft haar stem.
“Nee,” zegt ze, “voor mij is het stukke moeilijker dan voor jou, want jij was het al vanaf de geboorte.”
“Hoe lang bent u het al,” vraag ik.
“Wordt steeds minder, sinds 10 jaar. Nou kan ik dat bordje weer niet lezen.”
“Ga dan ook hier staan,” zegt haar man. “hier!”
Ze gaat naast hem staan en leest: “een freeee huch, wat is nou weer een freeee huch?”
“Da’s Engels, een free hug da’s een knuffel,” zegt haar man,” een gratis knuffel.”
“Da’s goed,” zegt ze, “als het gratis is, maar knuffelen hoeft niet zo van mij. En wat staat hier nou weer, het glimt zo allemaal omdat dat licht er zo bovenop valt.”
“Voor haar,” zegt haar man, “voor haar is het toch echt een stuk moeilijker dan voor jou.”
“Ja, zeker,” zeg ik, “het stelt voor mij niets voor,” ik zou doodongelukkig worden van al dat zien.”
Hij lacht weer, ondanks zichzelf, hij klinkt alsof hij niet mag lachen, het teruglopende gezichtsvermogen van zijn vrouw is een serieuze zaak.
“Ik wil jullie iets laten zien,” zeg ik.
“Maar dat kan toch helemaal niet?” Zegt de vrouw.
“Ik zie niks,” zeg ik, “maar jullie toch wel.”
“40%.”
Samen gaan we op zoek naar de foto’s. Foto’s van mensen die elkaar niet kennen en er toch uitzien alsof ze zeer intiem met elkaar zijn. We kunnen ze niet vinden. We dolen wat door de ruimte, ik tussen de man en de vrouw in. Het voelt alsof ik met een oude oom en tante een dagje Den Bosch doen en per ongeluk in het museum terecht ben gekomen.
Heel langzaam, al lezende en voorlezende, begint het tot ze door te dringen waar deze expo over gaat. Geluk, en wat dat is, en wat dat niet is en of je gelukkig kunt worden en wat je daarvoor moet doen of laten.
Als we na twintig minuten afscheid nemen zijn ze een stuk rustiger dan toen ze binnenkwamen. Hun stemmen klinken anders, de vrouw lacht nu ook, de man harder dan net, en niet meer ondanks zichzelf.
Ik geef de vrouw een heel voorzichtig free hugje. “Geluk,” zeg ik, “is genieten van dat wat je nog wel kan.” Ze drukt me even tegen zich aan en roept: “doekook, echt waar, dat doe ik!”