Talkshow ‘moestuinidylle en wildernisutopie’

VERSLAG

Wanneer is iets een hype, wanneer een trend en wanneer is een fenomeen zover ingeburgerd dat het ophoudt bijzonder te zijn en staande praktijk is geworden? Dit soort vragen kwam bij herhaling aan de orde tijdens de talkshow van 18 juni 2015, waarin Andrea van Pol een aantal gasten interviewde over twee hedendaagse fenomenen: moestuinieren en het verlangen naar (nieuwe) wildernis.

De twee onderwerpen voor deze talkshow zijn aangedragen door kunstenaar Frank Bruggeman. Met stijgende verbazing heeft Bruggeman in februari en maart van dit jaar de moestuintjesactie van Albert Heijn aangezien. Het enorme succes van deze spaaractie heeft hem totaal verrast, vertelt hij Andrea van Pol. Wat hem bij rondvragen in vrienden- en kennissenkring is opgevallen, is dat veel ouders net zo enthousiast aan de actie hebben deelgenomen als kinderen, voor wie de actie ogenschijnlijk was bedoeld. Een andere indruk die Bruggeman heeft opgedaan is dat het alleen enigszins ervaren moestuinders is gelukt om de AH-zaadjes op te kweken tot eetbare gewassen of vruchtendragende planten.

Eerder op de avond heeft reclamehistoricus Wilbert Schreurs in een column reeds zijn licht laten schijnen over de motieven van Albert Heijn. Volgens Schreurs is de spaaractie een schoolvoorbeeld van retailmarketing: hoe je via kinderen de volwassen consument tot hogere bestedingen kunt aanzetten. Schreurs vermoedt dat moestuinieren een hype is, waar Albert Heijn gretig op is ingehaakt. Schreurs ziet een parallel met koken: ook daar is overmatig veel belangstelling voor terwijl de praktijk uitwijst dat Nederlanders steeds korter in de keuken staan.

Sophie Gruijters van de Graafse Hof, een buurtmoestuin gelegen in de Graafsewijk (Den Bosch), wordt daarna door Andrea van Pol aan tafel genodigd om te vertellen over haar ervaringen met de AH-moestuinpotjes. Gruijters laat weten dat haar buurtmoestuin onmiddellijk na afloop van de spaaractie een flink aantal dozen met moestuinpotjes cadeau heeft gekregen van de Albert Heijn-vestiging aan het Mgr. van Roosmalenplein. "Een sympathiek gebaar, want het Albert Heijn-filiaal had die overblijvende potjes natuurlijk ook gewoon kunnen vernietigen. Maar toevallig zijn Albert Heijn en de Graafse Hof elkaars naaste buren en is er sprake van een goede verstandhouding." Heel erg te spreken over de moestuinpotjes is Gruijters niet. "We hebben met kinderen uit de buurt geprobeerd de zaadjes op te kweken maar vergeleken met onze meer traditionele manier van moestuinieren is het bij veel van die potjes opvallend vaak fout gegaan. Waar ik me persoonlijk flink aan heb geërgerd is de hoeveelheid verpakkingsmateriaal. Als je zo'n moestuinpotje goed bekijkt zie je dat elk zaadmatje hooguit vijf of zes zaadjes bevat. Maar elk potje is verpakt in plastic en daaromheen zit weer een bedrukt kartonnetje. En dan heb ik het nog niet eens over al die plastic bakken waar de potjes in konden worden gespaard en de plastic steekkaartjes, de stickervellen en al het andere drukwerk rondom deze actie." "Geen reden dus om erg gelukkig te worden van deze actie?", oppert Andrea van Pol. "Mwahh", nuanceert Gruijters, "helemaal negatief wil ik niet zijn. Ik denk dat heel veel kinderen en volwassenen voor het eerst van hun leven iets hebben gezaaid en daardoor kennis hebben gemaakt met de vreugde en teleurstellingen die inherent zijn aan het moestuinieren." Vervolgens bespreken Bruggeman en Gruijters nog een aantal collectieve moestuin- en stadslandbouw projecten uit ’s-Hertogenbosch die op een meer duurzame manier van kweken zijn gebaseerd.

Na een kort intermezzo, waarin Andrea van Pol onder andere de roep van de bosuil demonstreert, leidt Frank Bruggeman het tweede onderwerp van de avond in. Bruggeman laat de trailer van de film De nieuwe wildernis (2013) zien en vertoont direct daarop een stukje van een film over het Bossche Broek die hij in 2014 samen met Roel van Tour heeft gemaakt. Vergeleken met het overdonderende en symfonische spektakel van De nieuwe wildernis is de film over het Bossche Broek ronduit tam en saai. Dat vindt althans Andrea van Pol. "Ja maar dat komt ook doordat de makers van die film over de Oostvaardersplassen een paar verhaallijnen in hun film hebben gevlochten en alle geluiden en beelden hebben weggesneden die niet in hun kraam te pas kwamen", weet Andrea. Een gemiste kans vind Bruggeman: "De skyline van Almere is bijvoorbeeld nergens in De nieuwe wildernis te zien en ook de geluiden van de spoorlijn Almere-Lelystad zijn uit de film gefilterd."

"Is er eigenlijk nog wel echte wildernis in Nederland", vraagt Andrea vervolgens aan Bram van de Klundert, "of moeten we onszelf tevreden stellen met illusies?" Van de Klundert, directeur van het Waddenfonds en auteur van het boek Expeditie wildernis (2012) waarin hij verslag doet van zijn verblijf in twaalf Nederlandse natuurgebieden waaronder de Oostvaardersplassen, erkent dat wildernis een zeer betrekkelijk begrip is. Overal in het Nederlandse landschap is de hand van de mens te herkennen. Tegelijkertijd is er ook nog behoorlijk wat natuur - door Van de Klundert gedefinieerd als autonome processen die zich buiten de mens om voltrekken. Het rare is volgens Van de Klundert dat mensen daar vaak geen oog voor hebben en er niet open voor lijken te staan: "Mensen trekken op zondagmiddag de natuur in, parkeren hun auto dan het liefst zo dicht mogelijk bij de plaats van bestemming en lopen dan luid pratend en telefonerend door het bos of de duinen. Dat is natuurlijk ieders goed recht maar het staat bepaald niet garant voor een optimale natuurbeleving." Wie uit is op intense en sublieme natuurervaringen kan volgens Van de Klundert beter in zijn eentje de natuur intrekken en zijn telefoon thuislaten. Van de Klundert verhaalt hoe hij eens op de ijskoude waddenplaat De Griend gezelschap heeft gekregen van een kanoetstrandloper die zich in de luwte van zijn beenholte nestelde. "Dat vogeltje was helemaal van Groenland naar hier komen vliegen, had onderweg al zijn vet en een gedeelte van zijn spiermassa verloren. Op De Griend kan zo'n kanoet meestal snel weer aansterken maar nu arriveerde hij toevallig onder zeer ongunstige omstandigheden. Waarschijnlijk was ik de eerste mens die hij ooit had gezien en zocht hij uit zelfbehoud beschutting bij mijn been. Het is een van de meest ontroerende natuurervaringen die ik ooit heb meegemaakt."

Stadsecoloog Johan Mees en vleermuisdeskundige Peter Twisk, de twee “wilde mannen” die vervolgens door Andrea aan tafel worden genodigd, zijn het met Van de Klundert eens dat er genoeg te beleven valt in de Nederlandse natuur maar dat veel mensen het vaak helemaal verkeerd aanpakken. “Ga eens van de gebaande paden af als je in het bos loopt”, adviseert stadsecoloog Mees. “Soms zie je van die bordjes van natuurorganisaties dat je op het pad moet blijven. In mijn optiek staan die bordjes daar vooral om natuurorganisaties van aansprakelijkheid te vrijwaren als er iets mis gaat.” Een ander advies van Mees is om stil te gaan zitten, te luisteren en gewoon te wachten tot er wat gebeurt. “De meeste mensen hebben daar het geduld niet voor, maar met name in de ochtend- en avondschemering sta je versteld van wat zich dan allemaal aan wild aandient.” Mees benadrukt dat de natuur oprukt naar de stadsgrenzen. “Als landbouwgebieden rondom de stad een meer gedifferentieerde invulling krijgen, zullen allerlei soorten wild juist via die gebieden de stad kunnen bereiken.” Van de Klundert valt Mees hierin bij: “Die agrarische monocultures zijn de dood in de pot. Het oogt misschien wel groen, maar de ecologische betekenis van die gebieden is te verwaarlozen. En de barrièrewerking die uitgaat van die uitgestrekte akkers op allerlei soorten wild is vaak aanzienlijk.”

Dat wild meer is dan de “grote vijf” van Staatbosbeheer (ree, zwijn, edelhert, bever en zeehond) wordt benadrukt door vleermuisdeskundige Peter Twisk. Het publiek is vooral gefascineerd door groot wild. Ook vogels spreken tot de verbeelding omdat ze vrij zijn en overal overheen vliegen. Kleine zoogdieren en insecten worden vaak letterlijk over het hoofd gezien. Ook vinden veel mensen dit soort dieren eng of vies. Twisk wil wel eens weten of er mensen in de zaal aanwezig zijn die vleermuizen eng vinden. Een aantal aanwezigen steekt zijn hand op. Een man zegt dat hij heeft gelezen dat vleermuizen hondsdolheid kunnen overbrengen. Twisk legt uit dat er zo’n twintig soorten vleermuizen in Nederland voorkomen en dat maar bij één soort met enige regelmaat hondsdolheid wordt vastgesteld. “Maar ik durf rustig te stellen dat de kans dat je door een hondsdolle vleermuis wordt gebeten, oneindig veel kleiner is dan dat je een ernstig auto-ongeluk krijgt” stelt Twisk. Vervolgens ontspint zich een discussie tussen talkshowgasten en het publiek over waar het voor mensen grootste gevaar schuilt in de Nederlandse natuur. “Teken”, roept iemand uit het publiek. Ook dat wordt schromelijk overdreven, vindt Johan Mees. “Ik heb er soms per jaar wel twintig tekenbeten, als je er snel bij bent met het verwijderen van een teek is er doorgaans niets aan de hand.”

Andrea rondt af en vraagt of wildernis gelukkig maakt, zelfs al het soms een beetje griezelig is. Van de Klundert: “Ja, in de natuur kunnen we ons weer helemaal opladen. We ervaren nergens sterker onze zintuigen als juist in de natuur. En we zijn als mensen nog altijd kinderlijk geïnteresseerd in wat zich buiten ons om in volstrekte autonomie voltrekt. Kijk naar die moestuintjesactie van Albert Heijn. Niet alleen kinderen maar ook volwassenen vinden het een wonder dat er uit zo’n zaadje een plantje groeit.”

PZ

Frank Bruggeman, Sophie Gruijters en Andrea van Pol
Bram van de Klundert en Andrea van Pol